m. -en; (Fr. touche):
1. beproeving van metalen: de toets van het goud;
2. fig. beproeving; proef: zegsw. de toets (der critiek) kunnen doorstaan, bestand zijn tegen onderzoek, eig. van goud, welks gehalte op de toetssteen onderzocht wordt;
3. van klavier, orgel: smal beweegbaar stukje ivoor of hout, waarop de vingers drukken bij het spelen: de vingers streelden als het ware de toetsen; een toets aanslaan, laten horen;
4. schilderij: penseelstreek; kleurschakering: fijne toetsen.