Gepubliceerd op 11-11-2021

stamelen

betekenis & definitie

stamelde, heeft gestameld;

1. gebrekkig spreken, bestaande in het niet goed kunnen uitspreken van sommige klanken: het r-stamelen; het organisch stamelen; het kind stamelt nog; ook van dronkaards; 2. niet behoorlijk uit zijn woorden (kunnen) komen, het niet goed (kunnen) uitspreken der klanken (als gevolg van verwarring of verlegenheid): verlegen antwoordde hij stamelend op mijn vragen;
3. zich slechts in zwakke klanken, in zwakke bewoordingen (kunnen) uiten wegens onmacht: hier stamelen zelfs Englentongen!
4. stamelend (in bet. 1, 2, 3) iets zeggen: het kindje stamelde zijn naam; woorden van dank slechts (kunnen) stamelen.