Gepubliceerd op 11-11-2021

schamel

betekenis & definitie

I. m. schamels (laag houten bankje inz. voor den bestuurder van een wagen, bok; ook: houten driepoot); zie schemel.

II. bn., bw. (armoedig, armelijk; behoeftig; armzalig): een schamele woning, schamele armen; onder mijn schamel dak; schamel gekleed.

< >