v. proeven (1 toets, onderzoek naar de juistheid of degelijkheid van iets; onderzoek om te zien of iets is, zoals het wezen moet; 2 blijk, bewijs; 3 rekenk. bewerking om de juistheid ener andere rekenk. bewerking vast te stéllen; 4 natuurk. of scheik. handeling om enig verschijnsel te veraanschouwelijken of te achterhalen; 5 proefje om iets te keuren; deel van iets, waardoor men over het geheel kan oordelen: monster, staal; 6 typ. voorlopige afdruk, drukproef; 7 keur):
1. iem., iems. geduld op de proef stellen; een zware proef doorstaan; proeven nemen met; een week op proef werken;
2. een proef van bekwaamheid afleggen;
3. de proef op een deling; zegsw. de proef op de som, het doorslaand bewijs;
4. proeven doen met de luchtpomp, met waterstofgas;
5. een proefje wijn, boter enz.; zend hem een proef van dat laken;
6. een gecorrigeerde proef;
7. de proef op gouden voorwerpen.