Gr. glotta = tong, taal,
1. v. polyglotten (woordenboek, dat verschillende talen behelst; boek of geschrift met veeltalige tekst);
2. m. en v. polyglotten (persoon, die veel talen kent): Mezzofanti (1774-1849), een kende 58 talen; ook polyglot in bet. 2.