pleitte, h. gepleit (1 voor het gerecht de zaak van partijen bevorderen en verdedigen inz. van advocaten: een zaak bepleiten; de verdediging voeren in een geding; 2 bij uitbr. een pleidooi voor iem. of iets houden, iets bepleiten; 3 iets voor de rechtbank eisen eig. en fig.):
1. hij voelde zich aangetrokken tot pleiten; als burgerlijke partij in een zaak pleiten; een pleitend advocaat, die vooral zijn werk maakt van het optreden als verdediger voor de rechtbank;
2. voor iem. (of: iets) pleiten, zijn voorspraak zijn; voor (of: tegen) iem. (of: iets) pleiten, in zijn voordeel (of: nadeel) spreken, in zijn voordeel (of: nadeel) getuigen; ten voordele, ten nadele van (of: voor, tegen) iem. (of: iets) pleiten;
3. verzachtende omstandigheden pleiten, a) eig., b) fig. iets vergoelijken, iem. trachten te verschonen.