borg op, h. opgeborgen (1 wegsluiten, op een veilige plaats brengen; 2 op de daarvoor bestemde plaats wegbergen; na het gebruik oppakken, in de kast enz. leggen of zetten; 3 in een magazijn of pakhuis opslaan):
1. geld opbergen;
2. de boeken opbergen; zijn gereedschappen opbergen;
3. gestrande goederen opbergen.