Gepubliceerd op 11-11-2021

mop

betekenis & definitie

I. m. moppen; in bet. 2, 3, 5 v.;

1. brok, stuk: een mop klei;
2. een gebakken metselsteen: zware moppen voor wegbestrating;
3. hard, langwerpig-rond koekje; in het oosten van ons land: niet harde koekjes: Dalfser moppen;
4. in het mv. geld: die man heeft moppen;
5. kwinkslag, grap of geestigheid, grappige anecdote: een aardige mop; moppen tappen, ten beste geven; voor de mop; scherts; het is geen mop; dat is juist de mop;
6. dikwijls als verkl. deuntje, wijsje, liedje: de nieuwste mop; hij speelt altijd moppen (of: mopjes).

II. mop, mops, m. moppen, mopsen; doghondje (kamer- of schoothondje) met stompe snuit.

< >