I. sleepte mede, heeft medegesleept;
1. met zich slepen; met zich brengen, in zijn gevolg hebben: zijn ketens medeslepen; dat bankierskantoor sleepte in zijn val vele huizen mede;
2. van aandoeningen enz.; iem. zijn eigen wil doen verliezen, hem overmeesteren en die aandoeningen met drift doen volgen: door zijn drift zich laten medeslepen; meegesleept door de algemene geestdrift; meestal meeslepen;
II. sleepte mede, is medegesleept; achter iem. of iets aan slepen: haar japon sleept mede, die kettingen slepen mede, dikwijls meeslepen.