o. -s, kloostertje (Lat. claustrum: eig. omsloten plaats; verblijf voor kloosterlingen: monniken, nonnen enz.): delen v. e. klooster zijn o. a.: de kloosterkerk, de kruisgang, de dormter, de eetzaal of refter, de kapittelkamer of kloosterzaal, de boekerij; zegsw. in het klooster gaan, monnik, „zuster” worden; op de kloosters reizen, fig. bij vrienden een onderdak zoeken; Z.-N. het klooster van Sint-Arjaan, het huwelijk.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk