v. -s (Z.-N. dakrib: 1 herald. twee elkander onder een meer of minder scherpe hoek ontmoetende banden of stroken; 2 weverij: de door een bepaalde wijze van weven ontstane strepen en ribben in een weefsel; 3 gekeperde stof):
1. drie kepers van zilver op sabel;
2. de keper van die zijde is fijn; zegsw. iets (of: iem.) op de keper beschouwen, bekijken, nauwkeurig van nabij onderzoeken;
3. in deze bet. ook o.: het witte keper, dat ’t lijfje omspant.