kartelde, h. (1, 3), i. (2) gekarteld (1 inkepen, inkerven; 2 van melk: schiften; 3 haperen):
1 een geldstuk met gekartelde rand; muisjes kartelen, de vereiste oneffenheden aanbrengen;
2 de melk is gekarteld (gekarreld);
3 zegsw. dat zal kartelen, mislopen.