vloog in, is ingevlogen (1 met grote snelheid ergens of iets ingaan; 2 iem. met vaart, grote snelheid tegemoetgaan):
1 de lucht invliegen;
2 op zijn vijand invliegen;
nog: er in invliegen, a) gesnapt worden, b) bedot worden; een vliegtuig invliegen (met: hebben), proefvliegen.