stopte in, h. ingestopt (1 iem. rondom goed warm in het dek stoppen, het dek aan alle kanten om iem. heen stoppen; 2 iem., zich zelf in kleren, dassen enz. dik en warm inpakken):
1. moeder zal Janneman eens lekker komen instoppen;
2. stop je goed in, het is guur.