Gepubliceerd op 11-11-2021

grut

betekenis & definitie

I. v. grutten (gebroken graan): grut van boekweit, boekweitegort.

II. o. (al wat klein is; klein goedje inz. kleine kinderen, meestal verbonden met klein): grut van appels, peren; dan vraag ik zo wat klein grut.

III. grut, tw. (euphemisme voor God): och grut!