Gepubliceerd op 11-11-2021

geval

betekenis & definitie

o. in bet. 1, 2 gevallen, gevalletje (1 voorval; geschiedenis, die iem. overkomt; toestand, waarin men verkeert; 2 omstandigheid; 3 toeval; 4 welbehagen, welgevallen, vero. of in zegsw.):

1. het volgende geval is mij bekend; een gek, treurig, vreemd, zonderling geval; het geval zijn, voorkomen, voorvallen; met (of: bij) iem. het geval zijn, bij iem. voorkomen; in uw geval zou ik ...;
2. een dier zeldzame gevallen; in geval van (brand), wanneer (er brand ontstaat); voor het geval (dat); in geen geval, nooit; in allen gevalle, in alle (of: elk) wat er ook moge gebeuren; de gevallen van gelijk- en gelijkvormigheid v. driehoeken, omstandigheden, waaronder dat verschijnsel plaatsheeft; in dit geval is door de wet niet voorzien; een geval van pest, het uitbreken van de pest bij een persoon;
3. bijgeval, wellicht; het geval wilde, dat;
4. ten gevalle van iem.. of iem. ten gevalle.

< >