v. entrees, entreetje (Fr. entrée [v. Lat. intrare = binnentreden]: 1 ingang, toegang; 2 toegangsrecht; 3 toelatingsprijs (in een sociëteit); 4 toegangsprijs; 5 voorafspijs, voorgerecht):
1. zijn entree maken, zijn intrede doen;
2. ergens entree hebben;
3. de lidmaatschapskosten plus entree;
4. tegen entree; entree betalen;
5. een entree en drie schotels, (en = an).