Gepubliceerd op 11-11-2021

dot

betekenis & definitie

I. m. dotten (1 bundeltje, hoopje, knot; wrong; 2 lapje doek met een of ander papje er in, en daarna dichtgebonden, dat men zuigelingen in de mond steekt, vero.; 3 door meisjes en vrouwen inz. van kinderen gebruikt: schat, snoes):

1. een — katoen, werk, garen, vlas; een — haar; het haar in een — doen;
2. het kind was zeer klein en had een zeer grote — in de mond;
3. een — van een mofje; een — van een kind (inz. in de verkl.), biefkindje,

II. v. -s (Fr. huwelijksgift); lees dot.

< >