I. broeide, h. gebroeid (in heet water zetten of daarmede begieten, schroeien, zengen): een geslacht varken broeien.
II. broeide, h. gebroeid (hetzelfde woord als broeden maar in bet. 1 minder gewoon: 1 warmhouden der eieren; 2 heet worden door gisting inz. van hooi; 3 drukkend heet zijn):
1. de kip zit te broeien;
2. het hooi begint te broeien;
3. het is broeiend heet; nog: er broeit wat, er is iets gaande, er wordt iets beraamd (ongunstig).
