m. breeuwers (eig. iem., die breeuwt, inz. scheepstimmerman, die het breeuwen verstaat en als beroep uitoefent): zegsw. mijn vader is geen breeuwer (of: bremer) met de bijvoeging: ik laat mij het werk (woordspeling: werk = uitgeplozen touw) niet uit de hand nemen, ik maak af, waarmee ik begonnen ben.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk