Gepubliceerd op 11-11-2021

blaken

betekenis & definitie

blaakte, h. geblaakt (1 gloeiende hitte van zich afgeven; van het aangezicht, uiterlijk; te kennen geven, uitstralen; 2 van het hart, gemoed: branden, sterk vervuld zijn van; 3 v. liefde enz.: sterk aanwezig zijn; 4 doen verschroeien):

1. de blakende zon; fig. blakende van gezondheid, tevredenheid; ook: in blakende welstand; een blakende gezondheid, die men aan iems. uiterlijk kan zien;
2. een hart van liefde blakende, gloeiende; van toorn blaken;
3. blakende liefde; blakende gunst, zeer hoge gunst;
4. zwart geblaakt van het zonnevuur.

Opm. De bet. verbranden is vero.

< >