beproefde, h. beproefd (1 onderzoeken; proberen; 2 op de proef stéllen inz. door lijden; 3 aanwenden, gebruiken; 4 trachten naar):
1. een spoorwegbrug beproeven; zijn krachten beproeven;
2. God heeft hem zwaar beproefd;
3. alle middelen beproeven;
4. we zullen beproeven, of we betere resultaten verkrijgen.