Gepubliceerd op 28-04-2017

Uniek

betekenis & definitie

Unicum, neutrum van unicus: de enige, uniek. Iets waarvan maar één exemplaar bestaat: uitzonderlijk en afwijkend. Dat dit vaak grote jaloezie met zich meebrengt spreekt vanzelf, maar wat zou men meer kunnen verwachten van de massa ‘die een onwetendheid tot een tekort aan cultuur, en ik zou bijna zeggen savoir-vivre stempelde’ (professor Huizinga in Otnzien in verwondering van Annie Romein-Verschoor).

Voor sommige slachtoffers van de snob-charme gaat de jaloersheid vaak na korte tijd over in een soort idolatrie. We citeren een klasgenootje van Margaretha Zelle, alias Mata Hari: ‘En toen ik haar zo koninklijk zag stappen, maakte de jaloezie die in me opgekomen was plaats voor een gevoel van bewondering.’ Zij noemt Mata Hari zelfs ‘een orchidee tussen de paardebloemen’. Een ander kameraadje meldt: ‘We stonden allemaal als eenvoudige, ongekunstelde kinderen om haar heen, misschien meer verwonderd dan bewonderend, want zij was enig in haar soort. Niemand zal haar met een verkleinwoord, Margreetje of Greetje, hebben aangesproken, want daarvoor bezat zij reeds als kind al te veel persoonlijkheid.’ De toenmalige dirigent van de Milanese Scala beschreef haar als ‘zeer begaafd, een serieuze artieste en met een aangeboren artistieke aanleg’ en merkte op: ‘Zij wekt de indruk tot de aristocratie te behoren.’