Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Woningwet

betekenis & definitie

in Nederland, wet van 22 Juni 1901 Stbl. 158, houdende wettelijke bepalingen betreffende de volkshuisvesting, tot stand gekomen tijdens het ministerie Pierson Goeman Borgesius. Deze wet, een belangrijk onderdeel der sociale wetgeving, houdt zich vnl. bezig met het omschrijven van de taak der gemeenten inzake volkshuisvesting.

Zij regelt de eischen door de gemeenteraden te stellen aan woningen en andere gebouwen; schrijft aan de gemeenten voor verordeningen te maken omtrent verbetering van woningen, overbevolking, afkeuring van woningen (zie → Onbewoonbaarverklaring), onteigening van woningen (afwijking van de gewone procedure), bebouwing en bestemming van gronden (zie → Bouwverbod; Streekplan; Uitbreidingsplan). Ten slotte regelt zij den geldelijken steun van rijks- en gemeentewege ten behoeve van woningverbetering en woningbouw (zie ook → Bouwvereenigingen).

Sedert 1936 kan de min. van Binnenl. Zaken met het oog op de bescherming tegen luchtaanvallen bijzondere eischen stellen omtrent grootere gebouwen (o.a. het inrichten van schuilplaatsen).

De woninginspectie is geregeld in de → Gezondheidswet (zie ook → Bouw en woningtoezicht). Zie verder (met name voor België), → Volkshuisvesting; vgl. ook → Arbeiderswoning; Bouwvereenigingen; Bouwverordening.

< >