Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Unger

betekenis & definitie

Franz, Oostenr. plantkundige en palaeontoloog. * 30 Nov. 1800 te Arnthof (Stiermarken), † 13 Febr. 1870 te Graz. U. was hoogleeraar in de plantkunde te Graz en te Weenen. Hij toonde aan, dat er groote overeenkomsten bestaan tusschen het protoplasma van planten en dieren. Ook werkte hij over de geslachtelijke voortplanting der mossen.

Lit.: Reyer, Leben und Wirken des Naturhistorikers F. U. (1872). Melsen.

2° Johan Hendrik Willem, Ned. historicus en taalkundige. * 1861 te Den Haag, † 1904 te Rotterdam. Gemeente-archivaris van Rotterdam. Behalve door zijn geschiedk. werk over de geschiedenis van Rotterdam, is hij vooral bekend door zijn Bibliographie van Vondel’s werken (1888) en zijn uitgave van Vondel’s Dichtwerken (31 dln. 1888-1894), een herzienen herdruk der uitgave van v. Lennep. Ook voltooide U. de Vondel-uitgave van Alberdingk Thijm.

Lit.: Nw. Ned. Biogr. Wbk. (IV). Offermans.

3° Rudolf, Duitsch Germanist, als litterair-historicus schepper van de probleemhistorische richting, die de individueel-psychologische monographie met de typologische beschouwingswijze verbindt. * 8 Mei 1876 te Hildburghausen. Hoogleeraar te Göttingen.

Voorn. werken: Hamann und die Aufklärung (1911); Herder, Novalis, Kleist, Studien über die Entwicklung des Todesproblems (1922); Aufsätze zur Literaturund Geistesgeschichte (1929); Zur seelengeschichtlichen Genesis der Romantik (1930). Baur.

< >