Spectroscoop waarin als kleurschiftend systeem een rooster of tralie wordt toegepast. Dit is een vlakke, spiegelende plaat, waarop op onderling gelijken, zeer kleinen afstand groeven A1, A2,.... zijn gekrast.
Principe: een evenwijdige lichtbundel valt op het rooster R. De krassen zijn nu te beschouwen als lichtbronnen, die in dezelfde phase trillen.
Hierdoor ontstaan interferentieverschijnselen. Licht van een golflengte ƛ kan slechts uittreden onder een zoodanigen hoek ?, dat het wegverschil v tusschen twee opeenvolgende stralen een heel aantal golflengten bedraagt.
Er moet dus voldaan zijn aan v=d sin? = nƛ, waarin d den onderlingen afstand van twee lijnen, de zgn. roosterconstante, en n een geheel getal voorstelt. De uittredende, voor elke golflengte evenwijdige stralen worden door een lens L op een scherm S vereenigd.
De onderlinge afstanden der spectraallijnen op het scherm zijn evenredig met het golf lengteverschil (normaal spectrum). Naast het spectrum van eerste orde (n=1) komen nog, in het algemeen zwakkere, tweede- en derde-orde spectra voor.Het meest in gebruik is het Rowland-rooster, waarop de groeven niet op een vlakken, maar op een hollen spiegel zijn gegraveerd. Het rooster zelf maakt voor elke golflengte den lichtbundel convergent, zoodat de afbeeldende lens L uit de opstelling verwijderd kan blijven. Het oplossend vermogen van dit rooster is door het groote totaal aantal lijnen (tot 80.000) zeer groot. Het leent zich daarom goed voor het oplossen van zeer fijne spectraal-structuren. Het groote aantal lijnen per cm (14.476 per inch) maakt de dispersie zeer groot (enkele meters voor het zichtbare spectrum).
W. Dekkers.
Lit.: H. Bouasse en Z. Carrière, Diffraction (1923).