Naam eigen aan de leden van een der grootste Lotharingsche vorstengeslachten, nl. de eerste graven van Henegouwen. Reginar I ten onrechte bijgenaamd Langhals, was door Karel den Eenvoudigen tot hertog van Lotharingen aangesteld en streefde ernaar alle landen tusschen Rijn en Schelde tot een feitelijk zelfstandigen staat onder zijn gezag te vereenigen.
Hij stierf tusschen 25 Aug. 915 en 15 Jan. 916. Zijn nakomelingen hebben zijn politiek voortgezet.
Zijn zoon Reginar II kon zich niet meer als hertog van Lotharingen handhaven, doch is van 915 tot ong. 940 bekend als graaf van Henegouwen. Rond diens zoon Reginar III, bijgenaamd Langhals, schaarden zich de grooten van Lotharingen in hun verzet tegen den strengen keizerlijken hertog Koenraad.
Na aanvankelijk succes, werd R. door Koenraad’s opvolger, aartsbisschop-hertog Bruno, overwonnen en in 958 naar Bohemen verbannen. Zijn graafschap Henegouwen ging in handen van anderen over, o.a. aan Godfried van Verdun.
Op den duur slaagde een der zoons van den verbannene, Reginar IV, er in, het graafschap weder te bemachtigen en bestuurde het van 977-1013. Een andere zoon, Lambert, werd de stamvader der hertogen van Brabant.
R. IV en zijn zoon Reginar V moesten voortdurend hun graafschap verdedigen tegen de aanspraken van de familie van Godfried van Verdim.
Het huwelijk van R.
V met Mathilde, dochter van Godfried, maakte een einde aan de rivaliteit tusschen beide geslachten.
R. V stierf in 1039 en liet een eenigen zoon Herman na, die huwde met ➝Richilde.
Boeren.