Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Radboud

betekenis & definitie

Heilige, bisschop van Utrecht (900917). Geboren omstreeks 850 uit een Frankisch geslacht, van moeders zijde verwant aan de vroegere koningen van Friesland.

Opgevoed aan de kathedraalschool van Keulen en aan de hofschool van Karel den Kalen, onderging hij den invloed van de Karolingische Renaissance. Hij werd in 900 door koning Arnulf tot bisschop van Ütrecht benoemd, doch resideerde te Deventer, omdat Utrecht door de Noormannen bezet was.

R. bezong de vaderlandsche heiligen (Willibrordus, Bonifatius, Suidbert en Liafwin) en maakte een officie van St. Maarten.

Door zijn preek over St. Servatius droeg hij bij tot verrijking van diens legende.

Voor de Utrechtsche geschiedenis is vooral van belang zijn chartularium, een verzameling van Utrechtsche oorkonden, in 914 aan koning Koenraad I voorgelegd. Hij stierf te Ootmarsum en werd te Deventer begraven, waar zijn relieken vereerd werden tot 1578; zij zijn thans ten deele te Deventer, ten deele te Nijmegen (univ.-kerk), Utrecht (aartsbiss. paleis) en Boerhaar (Wijhe).

Feestdag 29 Nov. Vgl. → Radboudstichting.Bronnen: Vita-Radbodi, in: Bijdr. en Meded. Hist. Gen. (XXXV1914); en in: Monum. Germ. Script. (XV 1,1568).

Lit.: J. Kronenburg. Neerlands Heiligen in vroegere eeuwen (II 1898) ; P. Albers S.J., De H. Radbod (in : Arch. Gesch.

Aartsb. Utr. XXI 1894) ; W. Moll. Kerkhist. archief (III 1862) ; S. Muller Fz.

Het oudste Cartularium van het Sticht Utrecht (in : Werken Hist. Gen. 3e serie nr. 3 1892). Over de relieken: Jaarb. St. Radboudsticht (1937). Post