Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Pyramide

betekenis & definitie

1° Bouwwerk. De Egyptische p. zijn volgens de meest algemeen aanvaarde theorie ontstaan uit opstapeling en later ommanteling van meerdere ➝ mastaba’s, waarvan de hoogere steeds kleiner werden.

Koning Zoser (ca. 2880 v. Chr.) liet, waarsch. door Imhotep, bij Sakkara de zgn. trappenpyramide bouwen, die het uiterlijk heeft van zes op elkaar liggende mastaba ’s met rechthoekig grondvlak.

Ca. 2840 werd (voor koning Hoeni?) bij Dahsjoer een p. gebouwd met een knik in de zijvlakken (zgn. knikpyramide), die een overgangsvorm is tusschen de trappenpyramide en de echte pyramide. Snofroe, de eerste koning van de 4e dynastie (dynastie der groote pyramidenbouwers), liet behalve de trappenpyramide bij Medoem de eerste echte p. bouwen bij Dahsjoer.

Zijn opvolgers, Cheops, Chefren en Mycerinus (ca. 2800-2700 v. Chr.), bouwden hun p. bij Gizeh.

De grootste is die van Cheops, waarvan de basiszijden 230 m lang waren en de hoogte 146,5 m bedroeg. Al deze p. zijn koningsgraven. De grafkamer ligt, behalve in de p. van Cheops, gelijkvloers of in den grond. De toegangswegen werden opgevuld en van buiten gemaskeerd. Niettemin zijn de grafkamers geplunderd. Allerlei, ook in onzen tijd hardnekkig opduikende, op getallen-mystiek berustende theorieën, volgens welke de p. van Cheops een soort profeteerende beteekenis heeft, zijn door de Egyptologie onderzocht en beslist afgewezen. Sinds de 5e dynastie (ca. 2570 v.

Chr.) werden in de p. de zgn. pyramiden-teksten opgeteekend, die bijzonder belangrijk zijn, daar zij in de oudste ons bekende taal van Egypte geschreven zijn, en wat den inhoud betreft, zeer vroege religieuze voorstellingen hebben bewaard (➝ Egypte). Voor de p. lag de graftempel, waarin den overledene gaven werden gebracht. Deze is soms door een lange gang verbonden met een soort poortgebouw in het dal bij den Nijl. De p. van het Oude Rijk zijn van steen, die van het Midden-Rijk van tichels met een steenen mantel.

Daar gebleken was, dat de p. geen voldoende beveiliging boden tegen roovers, is in Egypte sinds Amenhotep I de p. als koningsgraf vervangen door het rotsgraf (zie ➝ Koningsvallei). Wel bouwde men soms een gevel met pyramidevorm voor de graven, terwijl de dooden kleine p. meekregen in het graf. Als koningsgraf handhaafde de p. zich in Ethiopië bij Napata. Deze p. zijn echter slanker dan de Egyptische.

Voor de oud-Amerikaansche p., zie ➝ Amerikaansche oudheden.

Lit.: R. Lepsius, Über d. Bau der P. (1843); Petrie, P. and temples of Gizeh (1883); L. Borchardt, in: Aeg. Zeitschr. (30 1992, 108 vlg.); id., Gegen d. Zahlenmystik an der groszen P. bei Gise (1922); id., Entstehung der P. an der Baugeschichte der P. bei Mejdum nachgewiesen (1928); A. de Buck, De Zegepraal van het Licht (1930, 60-02). Bent.

2° In de meetk. verstaat men onder p. een veelvlak, dat ontstaat door een driehoek of veelhoek als grondvlak aan te nemen en een buiten het vlak van deze figuur gelegen punt T (top) door vlakken te verbinden met de zijden van dat grondvlak. Een n-zijdige p. heeft n opstaande zijvlakken; een driezijdige p. heet ook viervlak. In een regelmatige p. is het grondvlak een regelmatige veelhoek en ligt de top loodrecht boven het middelpunt daarvan; de afstand van den top tot een grondvlaksribbe heet dan apothema. Verdeelt men een p. in twee deelen door een vlak evenwijdig aan het grondvlak, dan wordt het aan het grondvlak grenzende deel een afgeknotte p. genoemd. De inhoud van een p. is Gh/3, waarin G het grondvlak en h de hoogte is.

Lit.: Stereometrie.

v. Kol.
3° In de kristallographie is p. een open vorm, bestaande uit drie of meer elkaar in één punt snijdende vlakken. Een combinatie van twee p., met de open zijden tegen elkaar en een gemeenschappelijke as, levert de (gesloten) bipyramide, die de p. vervangt in alle klassen met een horizontaal symmetrievlak. De as kan tevens 3-, 4-, of 6-tallige symmetrie-as zijn; men heeft dus de trigonale en ditrigonale, de tetragonale en ditetragonale en de hexagonale en dihexagonale p. en bipyramiden (resp. met 3-, 6-, 4-, 8-, 6- en 12-vlakkige p.). In de rhombische p. en bipyramide is de as tweetallig, de p. is vierzijdig.

Jong.

4° In de fruitteelt heet p. een fruitboom met pyramidale kroon en lagen stam. Ten onrechte meent men vaak, dat deze boomen door hun vorm eerder vruchtbaar zouden zijn dan hoogstammige. Zij kunnen het zijn, wanneer men voor p. vroegdragende variëteiten kiest of ent op een zgn. zwakken onderstam, en vaak doet de kweeker dit ook wel; de boomvorm biedt hier echter geenerlei waarborg voor vroege vruchtbaarheid.

Rietsema.