1° (scheik.) het vermogen van een stof in verschillende modificaties op te treden (→ Allotropie). P. wordt ook heteromorphisme genaamd.
2° In de dierk. verstaat men onder p. de veelvormigheid van individuen in dierenkolonies, bijv. bij de pijpkwallen, waar men in dezelfde kolonie zwem-, eet-, dek-, voel- en voortplantingspoliepen kan onderscheiden. Overeenkomstig hun functie hebben deze individuen een anderen bouw. Zie ook → Dimorphisme. L. Willems.