Na Thucydides de grootste der Oud-Grieksche historici. * Ca. 200 v. Chr. te Megalopolis.
In 166 als gijzelaar naar Rome, waar hij 16 jaar verbleef en de voor hem onbekende grootheid van de Rom. wereldmacht bestudeerde en bewonderde; nam zelfs deel aan de tochten van Scipio naar Africa en Spanje, woonde in 146 den ondergang bij van Carthago. Van zijn historisch werk in 40 boeken zijn de 5 eerste boeken volledig, alsook langere stukken uit de meeste andere bewaard.
Het was een universeele geschiedenis die, pragmatisch opgevat (objectieve uiteenzetting der feiten) zooals bij Thucydides, aanving met de Rom. geschiedenis van 266 en ging tot 144 en aantoonde hoe de eene staat na den anderen opgaat in het door P. als het definitieve wereldrijk beschouwde Rome.Uitg.: d. Dindorf-Büttner-Wobst (1904-’29).