Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Modaliteit

betekenis & definitie

(= schakeering),

1° (muziek) ➝ Gregoriaansche zang (III).
2° Een term uit de grammatica, die gebruikt wordt als principe van zinsindeeling. Eigenlijk worden er meerdere verschijnselen onder samengevat. In het algemeen kan men onderscheid maken tusschen logische m., ook wel objectieve of werkelijkheids-modaliteit genoemd, en psychologische m., ook wel subjectieve of gevoelsmodaliteit. Bij de eerste speelt het verstandelijk oordeel de hoofdrol, bij de tweede het gevoelsoordeel. Natuurlijk komt ook vermenging van beide m. voor.

Onder logische m. verstaat men dan de verhouding, die er naar het oordeel van den spreker bestaat tusschen den inhoud van den zin zooals deze wordt uitgesproken, en de werkelijkheid bij eenvoudige vermelding van de feiten; bijv.: misschien komt hij, laat hij komen, tegenover de eenvoudige vermelding: hij komt. In sommige talen, vooral in Grieksch en Latijn, wordt deze m. meestal uitgedrukt door de ➝ Wijzen van het werkwoord.

Onder psychologische mod. verstaat men de persoonlijke houding, die de spreker aanneemt t.o.v. de vermelde feiten; bijv.: ik hoop, dat hij komt, helaas hij komt enz. Deze gevoelens kunnen velerlei zijn en worden vaak door toevoeging van verschillende zgn. modale bijwoorden uitgedrukt, echter ook door het accent alleen.

Er bestaan trouwens tal van middelen tot uitdrukking zoowel van de logische als van de psychologische m., en het aangeven van de fijne schakeering kenmerkt den taalkunstenaar.

Lit.: Kluyver en Stutterheim, in Nieuwe Taalgids (V en XXIV) ; Jac. van Ginneken, Principes de linguistique psychologique (1907); de vsch. spraakkunsten, o.a. Overdiep, v. Wijk, Holtvast, v. Ham en Hofker, den Hertog, enz.

Modaliteit der oordeelen heet in de logica de in het oordeel uitgedrukte wijze, waarop het gezegde (P) aan het onderwerp (S) toekomt. Deze wijze kan drievoudig zijn, naargelang nl. wordt uitgedrukt:
1° dat P aan S feitelijk toekomt (assertorisch oordeel); bijv.: het is vandaag mooi weer;
2° dat P aan S noodzakelijk toekomt of onmogelijk kan toekomen (apodictisch oordeel); bijv.: een cirkel is noodzakelijk rond; een cirkel kan onmogelijk vierkant zijn;
3° dat het mogelijk is, dat P aan S toekomt (problematisch oordeel); bijv.: mogelijk zal het morgen regenen.

Lit.: J. Th. Beysens, Logica (1923).