1° Godfried van, bisschop, Dominicaan. * 2 Febr. 1518 te Mierlo (N. Br.), † 28 Juli 1587 te Deventer. Hij trad in 1534 te Den Bosch in de Orde der Dominicanen, was 1552-’59 prior te Utrecht, 1559 provinciaal der Ned. provincie.
In 1570 bisschop van Haarlem en prelaat van Egmond. Moest in 1572 uit Haarlem vluchten, keerde in 1573 terug en verliet Haarlem voorgoed in 1578 tijdens de beruchte Haarlemsche Noon. Stierf te Deventer aan de pestziekte, zijn lichaam werd bijgezet in de St.
Lebuinuskerk.Lit.: Nw. Ned. Biogr. Wbk. (II 1912, 918 vlg.; bibliogr.); A. Hensen, De twee eerste Biss. v. Haarlem (z.j.). Lambermond.
2° Jozef van, Vlaamsch letterk. geschiedschrijver, Jezuïet. * 28 Nov. 1878 te Turnhout. Promoveerde in de Germaansche philologie te Leuven, prof. in de Ned. lett. aan het Collège N. D. de la Paix te Namen; lid van Kon. Vl. Academie. Als uitstekend kenner van de Middelned. letterkunde schreef hij merkwaardige bijdragen over Hadewijch, Beatrijs van Nazareth, Ruusbroec en de Ned. mystiek, over Veldeke, Reinaert, het Roelantslied, Willem van Affligem e.a.; hij bezorgde een wetensch. uitgave van Hadewijch. In zijn Gesch. van de Oud- en Middelned. Letterkunde (1928) pleit hij voor het bestaan van een rijke Oud-Ned. lit. en zet hij zeer persoonlijke meeningen uiteen over den aard, den ouderdom en de schrijvers van onze Mnl. werken (een beknopte uitg. verscheen in 1930).
A. Boon.