Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Mahabharata

betekenis & definitie

(Sanskrit, = het gedicht van den grooten strijd der Bharata’s), beroemdste heldendicht der Sanskrit-lit., bevattende meer dan 100 000 dubbelverzen (sjloka’s), verdeeld over 18 boeken (parwa’s). De kern ervan vormt het verhaal van den strijd tusschen Kaurawa’s en Pandawa’s. Ten gevolge van verliezen in het dobbelspel moeten de vijf Pandoe-zonen: Joedhisthira, Bhima, Ardzjoena, Nakoela en Sahadewa, een twaalfjarige ballingschap in het woud doorbrengen.

Slagen zij er in, het dertiende jaar vermomd te blijven zonder herkend te worden, dan zal hun rijk hun teruggegeven worden. Zij treden daartoe in dienst bij koning Wirata. Als hun tegenstanders, de Kaurawa’s, een inval in diens land doen, scharen de Pandawa’s zich aan Wirata’s zijde, zonder echter herkend te worden.

Dit is het voorspel van den grooten strijd, die ontbrandt na afloop van het dertiende jaar, wanneer de Kaurawa’s weigeren het rijk terug te geven. De strijd duurt 18 dagen en eindigt met de volledige vernietiging der Kaurawa’s. Rondom dit kernverhaal groeide het gedicht uit tot heel een literatuur van uitweidingen op allerlei gebied.

Zoo is een deel ervan het beroemde leerdicht ➝ Bhagawadgita.Evenmin als er van één vervaardiger van het M. gesproken kan worden, al beschouwen de Indiërs den legendarischen Wjasa als zoodanig, kan men van één tijdstip spreken, waarin het zou zijn ontstaan. Bij benadering kan men zeggen, dat het in zijn tegenw. vorm niet vroeger dan 4 eeuwen vóór, niet later dan 4 eeuwen na Chr. te plaatsen is. Ook het vraagstuk van de historische kern heeft veel geleerden bezig gehouden zonder een definitieve oplossing te ontvangen. Een merkwaardige poging om met behulp van ethnologische gegevens veel van deze problemen te doen verdwijnen, is de recente studie van Held (Leiden 1935).

Vert. (Engelsch): door P. C. Roy (1883-1894) en door M. N. Dutt (1896).

Lit.: W. Hopkins, The great epic of India (1901); M. Winternitz, Gesch. der ind. Lit. (I 1907); Held, The M. (1935). Zoetmulder.

< >