Heilige, martelares, waarsch. onder de vervolging van Diocletianus (284-305) op 13 Dec. te Syracuse gemarteld. Vlg. de legende zou zij uit een voorname familie in Syracuse geboortig, zich op wensch van haar moeder Eutychia verloofd hebben. Zij wist echter, nadat haar moeder op wonderbare wijze van een krankheid genezen was, toestemming te verkrijgen om de gelofte van zuiverheid af te leggen en haar vermogen onder de armen te verdeelen.
Hierna als Christin aangeklaagd, werd zij op velerlei wijzen gemarteld en met het zwaard gedood. Deze legende is historisch waardeloos; het bestaan der heilige en haar marteldood is echter zeker. Feestdag 13 Dec.
Zij wordt bij keel- en ooglijden aangeroepen.Lit.: Lex. Theol. Kirche (VI; alwaar verdere lit.).
Feugen.
In de iconographie wordt L. uitgebeeld met zwaard en wonde in den hals, ook met twee oogen op een schotel of met een palm en olielamp in do hand. Het oog als attribuut van L. steunt op de beteekenis van haar naam: Lucia, de lichtende, de lichtdragende. Voorbeelden geven: mozaïek in S. Apollinare Nuovo te Ravenna; verder Pietro Lorenzetti in de Luciakerk te Florence, Crivelli, fra Angelico, Carlo Dolci, Lucca della Robbia; voor de Nederlanden zij gewezen op Gerard David en twee uitgebreide schilderwerken te Brugge (St. Jacob) en te Amsterdam.
Lit.: K. Künstle, Ikonogr. der Heiligen (1926); K. Smits, Iconogr. v. d. Ned. primitieven (1933).
p. Gerlachus.