Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Luchtoorlog

betekenis & definitie

Samenvatting van alle oorlogshandelingen ter bereiking van het oorlogsdoel door luchtstrijdkrachten verricht. Wordt het oorlogsdoel indirect nagestreefd, door de luchtmacht, binnen de grenzen door volkenrecht en zedelijke en humanitaire beginselen gesteld, in te zetten tegen punten van vitaal belang voor de land-, zee- en luchtmachten van den tegenstander en, in het algemeen, tegen doelen voor de oorlogvoering van onmiskenbaar en rechtstreeksch belang, dan spreekt men van den beperkten l.; geschiedt dit op directe wijze, door doelbewust en met voorbijzien van de genoemde grenzen de luchtstrijdkrachten bovendien aan te wenden tegen inrichtingen van politiek belang, tot het beïnvloeden van den geest en het aantasten van de levensvoorwaarden van de burgerbevolking, alsmede tot het terroriseeren dier bevolking door middel van brand-, gas- en explosiefbommen, dan spreekt men van den onbeperkten luchtoorlog.

In den l. gelden onverkort de beginselen van het moderne oorlogsrecht. De verklaring van de Tweede Haagsche Conferentie van 1907 verbood het werpen van bommen en ontplofbare stoffen uit luchtvaartuigen. Deze declaratie werd evenwel door Duitschland, Frankrijk, Italië, Rusland en Japan niet bekrachtigd. Het staat nochtans vast, dat, evenals voor iederen vorm van den oorlog, ook voor den l. de beginselen van het moderne oorlogsrecht onverkort gelden, ondanks het feit, dat in den Wereldoorlog dat recht door de luchtstrijdkrachten der oorlogvoerenden herhaaldelijk is geschonden.

In de Conferentie van Den Haag van 1922-’23 (Engeland, Frankrijk, Italië, Amerika, Japan, Nederland), waarop Ned. vertegenwoordigd was door prof. Struycken en prof. van Eysinga, terwijl prof. François van het ministerie van Buitenl. Zaken als secretaris-generaal fungeerde, werd een Reglement voor den L. vastgesteld, dat in 62 art. vrijwel het geheele gebied van den l. behandelt en aan de betrokken regeeringen werd aangeboden. Onderscheid tusschen luchtstrijdkrachten optredende als onderdeel van land- of zeemacht dan wel zelfstandig opereerende, wordt daarin niet gemaakt. Het probleem der sancties in den l. is, evenals trouwens in het oorlogsrecht te land en ter zee, ook in dit reglement een open vraagstuk gebleven. T. a. v. den l. tegen doelen te land bepaalt het, dat het luchtbombardement geoorloofd is tegen militaire doelen, oorlogsindustrieën en verbindingen inbegrepen, tenzij deze zoodanig zijn gelegen, dat door hun bombardement ook de burgerbevolking onbeperkt zou worden getroffen, in welk geval dit bombardement verboden is; dat dit eveneens geoorloofd is tegen steden, dorpen, bewoonde oorden, gebouwen, e.d., doch alleen indien deze in de onmiddellijke nabijheid liggen van de eigenlijke actieve gevechtszone der legers en er gegronde reden is om aan te nemen, dat het militaire belang groot genoeg is om het bombardement te rechtvaardigen, terwijl het ten slotte verboden is het luchtbombardement aan te wenden tegen steden, dorpen, gebouwen e.d., welke buiten de eigenlijke gevechtszone zijn gelegen, en tot het terroriseeren, het vernietigen van leven en bezittingen van de burgerbevolking en tot het opleggen van oorlogsschattingen. Met betrekking tot den l. tegen de scheepvaart heeft de commissie geen gemeenschappelijke formule kunnen vinden. De betrokken mogendheden zouden daarna beraadslagen omtrent de aanvaarding van dit reglement en den te volgen weg om de andere mogenheden tot de aanvaarding te brengen, doch geen der op de Haagsche Conferentie vertegenwoordigde staten heeft sedert iets gedaan om tot verdere behandeling van het vraagstuk te komen.

In de ontwapeningscommissie van den Volkenbond is het vraagstuk van de codificatie van het luchtoorlogsrecht op 24 April 1929 nog ter sprake gekomen naar aanleiding van een voorstel van den Duitschen gedelegeerde, doch het D. voorstel werd met op vijf na alg. stemmen verworpen. Ook de Volkenbond houdt zich op het gebied van luchtoorlogsrecht afzijdig, zooals nog bij de zesde zitting van de voorbereidende ontwapeningsconferentie in April en Mei 1929 duidelijk viel waar te nemen.

Lit.: Liddell Hart, The remaking of modern armies; De beney, Armée nationale ou armée de métier (in Revue des deux mondes, 15 Sept. 1929); Niessel, L’aviation et la décision de la guerre; Michel, Winged defense; Hauptmann Ritter, Der Luftkrieg; Ashmore, Air defense; Douhet, La maitrise de l’air; id., La guerre de 19..; Rivista aeronautica (1927-’30); Vauthier, Le danger aérien et l’avenir du pays; Spaight en Hogg, Air power and war rights; Hunke, Luftgefahr und Luftschutz.

< >