Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lippe

betekenis & definitie

1° Rechterzij rivier van den Rijn (IX 512 B/C 3). Ontspringt aan de W. zijde van het Lippische Woud uit twee bronnen bij Schlangen en bij Lippspringe, stroomt in W. richting en mondt bij Wezel in den Rijn. Lengte 255 km; vanaf Lippstadt bevaarbaar.

2° Kleine Duitsche staat, omsloten door Pruisisch gebied (IX 572 C 2-3). Opp. 1215,2 km2, ca. 176000 inw. (1930), waarvan 92,2 % Prot. en 7 % Kath. Het Lippische Woud en het Lippische Bergland zijn de voornaamste landstreken van den staat. Van de bevolking is ⅓ in den landbouw (suikerbieten, varkensteelt) en 44 % in de industrie (suikerfabr.) werkzaam. Hoofdstad is Detmold. Bekend is de badplaats Salzuflen (zouthoudende bronnen). Vlag: twee banen, bovenste geel, onderste rood.

Comijn.

Geschiedenis. Lippe was vóór de revolutie van 1918 een vorstendom, onder het huis Lippe-Detmold, waarvan zich o.a. de zijlinie Lippe-Biesterfeld had afgetakt. Na den dood van Waldemar von Lippe (1895) moest voor zijn zwakzinnigen broer Karel Alexander een regent benoemd worden. Daarover brak strijd uit tusschen de vsch. takken der familie. Het Dresdener scheidsgerecht erkende 1897 Ernst von LippeBiesterfeld als regent met recht van opvolging. Diens zoon besteeg als Leopold IV von Lippe-Biesterfeld na den dood van Karel Alexander in 1905 den troon van Lippe. Bij de revolutie van 1918 moest hij aftreden; L. werd een vrije staat, en in 1934 een land van het Duitsche Rijk onder beheer van een rijksstadhouder.

Gorris.

< >