Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Linoleum

betekenis & definitie

noemt men de in 1860 door den Engelschman Walton uitgevonden vloerbedekking. Als regel onderscheidt men Walton- en Taylorlinoleum, naar gelang de wijze waarop de voornaamste grondstof, het linoxyne, wordt bereid. Volgens Walton laat men lijnolie langs katoenen weefsels van groote hoogte naar beneden druipen, zoodat de lucht goed kan inwerken en een rubberachtige vaste massa ontstaat (➝ Lijnolie).

Dagelijks wordt een nieuwe laag aangebracht, tot ten slotte na eenige maanden een 2 à 3 cm dikke laag is gevormd. De andere bereidingsmethode berust op het koken van lijnolie met verbindingen, die deze stof oxydeeren.Het linoxyne wordt met hars tot linoleumcement vermalen en vervolgens met kurk, zaagsel en zoo noodig kleurstoffen gemengd. De massa wordt daarna op jute geperst, gepolijst en enkele weken gedroogd. Door het opdrukken van patronen ontstaan de bekende kleurcombinaties. Bij de vervaardiging van door en door bruikbaar l. („inlaid”) worden verschillend gekleurde massa’s naast elkander op het weefsel gebracht. Kurklinoleum bevat veel extra kurk. Zie ook ➝ Linoleumsnede. Hoogeveen.

< >