Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lindau (pers.)

betekenis & definitie

1° Markward van, Franciscaan. ✝1392 te Konstanz. Provinciaal der Beiersche provincie. Beroemd prediker en schrijver van ascetisch-mystiche traktaten.

Hij is vooral bekend om zijn catechetische onderrichtingen over de tien geboden (Buch der zehen gepot) en het Onze Vader voor kinderen, waarvan de eerste druk verscheen in 1483 te Venetië, de tweede in 1516 te Straatsburg. In deze tweede uitgave zijn de onderrichtingen omgewerkt tot een vragenboek, dat groote verspreiding heeft gevonden. In 1889 werd de oorspr. uitgave nog weder herdrukt in Augsburg.

Het werd ook in het Nederlandsch vertaald. Een hs. dezer vert. uit het midden der 15e e. berust o.a. in de Kon. Bibl. te Den Haag.

Brandsma.
2° Paul, Duitsch roman- en tooneelschrijver, journalist van burgerlijk-liberale richting; broeder van 3°. *3 Juni 1839 te Maagdenburg, ✝31 Jan. 1919 te Berlijn. Als dramaturg geblameerd, toen hij bleek in twee bladen tegenstrijdige critieken te schrijven.

Voorn. werken: Herr und Frau Bewer (1882); Der Zug nach dem Westen (1886); Maria und Magdalena (1872); Ein Erfolg (1875); Der Andere (1893); Nur Erinnerungen (1916). — Lit.: V. Klemperer, P. L. (1909); A. Knudsen, in Dtsch. Biogr. Jahrb. (1928).

3° Rudolf, Duitsch diplomaat en schrijver van aristocratische, exotische verhalen; broeder van 2°. *10 Oct. 1830 te Gardelegen, ✝14 Oct. 1910 te Parijs.

Voorn. werken: Robert Ashton (1877); Gute Gesellschaft (1879); Der Gast (1883); Martha (1892); Türkische Geschichten (1897); Alte Geschichten (1904). — Lit.: H. Spiero, R. L. (1909). Baur.

< >