Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lijfstraffen

betekenis & definitie

1° L. zijn straffen aan den lijve, aan het lichaam, zooals geeseling, brandmerking.

In Nederland zijn l. als straf op strafbare feiten in het strafrecht afgeschaft in 1854. Als disciplinaire straf in de strafgevangenis te Leeuwarden wettelijk toegelaten, maar sinds menschenheugenis niet toegepast. L. en doodstraf zijn sinds eind 18e eeuw geleidelijk vervangen door vrijheid- en vermogenstraffen. Voor l. wordt thans nog wel gepleit, ter voorkoming mede van de bezwaren der vrijheidstraffen, vooral t.a.v. wreedheidsdelicten (mishandeling van vrouwen of kinderen) en t.a.v. kinderen (door pak slaag). Pompe Belg. recht. Voor het wetboek van 1867 werden lijf- en schandstraffen genoemd de zwaarste straffen, d.z. die, welke wegens → misdaden werden opgelegd. Volgens de toen gangbare meening bracht deze straf een volledig verlies van achting mede, evenals de onmogelijkheid van reclasseering. De lijf- en schandstraf had enkel voor doel te doen lijden en af te schrikken. Zij is thans vervangen door de crimineele → straf .Collin.

2° Opvoedk. De toepassing der lijfstraf eischt de grootste voorzichtigheid. Bij heel jonge kinderen kan zij een sterke associatie wekken tusschen het pijnlijk onlustgevoel en de bedreven fout. Bij grootere komt ze meestal te laat, kwetst het eergevoel en wekt koppig verzet. In elk geval mag ze maar toegepast worden, waar andere middelen niet baten en alleen bij grootere fouten. Heel bijzondere bezwaren zijn verbonden aan de lijfstraf door onderwijzers (niet-ouders) en aan haar toepassing op meisjes, die in haar later leven een grooten steun vinden in het gevoel van de onaantastbaarheid en de heiligheid van haar lichaam.

Lit.: Krieg-Grunwald, Lehrb. d. Pad. (Paderborn 1922); F. W. Foerster, Schule und Charakter (Zürich 1920). p. Gervasius

< >