Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lennep

betekenis & definitie

1° David Jacob van, Klass. philoloog en Ned. letterkundige; vader van 2°. * 16 Juli 1774 te Amsterdam, † 11 Febr. 1853 aldaar. In 1796 advocaat te Amsterdam, in 1799 prof. in de Klass. talen en gesch. aan het Athenaeum aldaar. Vertoefde in 1809 korten tijd op het Loo als leermeester van koning Lodewijk.

Hij schreef Lat. en Ned. gedichten: Carmina juvenilia (1791), 2e bundel Lat. ged. in 1796, Hollandsche Duinzang (1826) e.a., en bezorgde een uitg. van Ovidius’ Heroides, van Hesiodus en Terentianus Maurus. Hij was een vriendelijk, bescheiden man, met groote belangstelling voor het nationaal verleden. Zijn zoon Jacob (zie onder) beschreef zijn leven en gaf ook de gedichten van zijn vader uit.Lit.: Jac. van Lennep (zijn zoon), Het leven van Mr. Corn. v. L. en Mr. David Jac. v. L. (2 dln. 1860; nieuwe uitg. 1865); Nw. Ned. Biogr. Wbk. (I). Zr. Agnes.

2° Jacob van, Ned. romanschrijver en dichter; zoon van 1°. * 24 Maart 1802 te Amsterdam, † 25 Aug. 1868 te Oosterbeek (Geld.). Reeds vroeg kende hij de lit. van eigen en vreemden bodem; in 1824 promoveerde hij in de rechten te Leiden, vestigde zich te Amsterdam,waar hij in 1829 rijksadvocaat werd.

In zijn volhandig leven (hij was o.a. directeur van de Amsterdamsche Duinwaterleiding Mij., interesseerde zich zakelijk voor den aanleg van het Noordzeekanaal, was eenigen tijd lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, lid en/of bestuurder van een groot aantal vereenigingen, genootschappen en al dan niet officieele commissies, lid van de Opperbesturen en gedeputeerd grootmeester-nationaal der Vrijmetselaars) had hij nog tijd om een zeer groot aantal letterk. werken te schrijven, die tot de meest gelezen lectuur van het Ned. volk behooren en die hem een ongeëvenaarde populariteit bij de massa bezorgden. L. is de vader van den hist. roman in de Ned. lit.; dit genre had hij afgezien van Walter Scott. Hij bracht ook vele Ned. legenden in rijm, schreef zijn romans, die historisch volkomen onbetrouwbaar en volstrekt waardeloos zijn en welker romantiek vaak aan het „drakerige” grenst. Bovendien zijn vele figuren tendentieus onjuist. De stof, die de geschiedenis hem leverde, was voor hem niet meer dan stof ter versiering van zijn figuren, die al spoedig als cliché werden nagevolgd. Vooral van de Kath. geestelijken heeft hij grof-misteekende en slechte caricaturen gegeven, waardoor hij het gedachteleven der volksmassa, mode door zijn handigen, populairen en op den smaak zijner lezers afgestemden trant van schrijven, in dit opzicht volkomen heeft vergiftigd. De M.E. nam hij niet voor ernst op en de middeleeuwsche lit. was voor hem een gebrekkig patois — en zijns ondanks heeft zijn werk er toe bijgedragen het volk te herinneren aan het bestaan van den Ned. stam vóór 1500. Hij vond vele navolgers, ook onder de Katholieken (v. d. Horst, Banning, v. d. Lans). Aan vele tijdschriften werkte hij mede. Naast zijn onbegrensde populariteit onder het volk bezat hij een uitgebreiden vriendenkring, waartoe o.a. Thijm behoorde. Op de Noord- en Zuid-Ned. Taal-congressen was hij een geziene gast.

Werken. Alleen de titels van zijn meest bekende romans worden hier gegeven: De Pleegzoon (1833); De Roos van Dekama (1836); De Lotgevallen van Ferdinand Huyck (1840); Elizabeth Musch (1850); De Lotgevallen van Klaasje Zevenster (1865). L. bezorgde de eerste standaarduitgave van Vondel’s werken (12 dln. 1850-’69), terwijl hij voor de Vondel-studie en nog meer voor de Vondel-waardeering het baanbrekende werk heeft verricht. Ook de volkskunde had zijn belangstelling: naast tal van korte opstellen gaf hij met J. ter Gouw: De Uithangteekens (1867) en Het boek der opschriften (1868). Zijn geestigheid gaf een eigen karakter aan vele zijner opstellen over Vad. Geschiedenis (die soms plat zijn) en Taalkunde [Vermakelijke Spraakkunst (1865), Vermakelijke Lat. Spraakkunst (1866)] Uitg.: Romantische werken (19 dln. 1856-’65; 2 dln. 21868-’69); Poëtische werken (12 dln. 1859-’67; 4 dln. 1868-’69).

Lit.: M. F. v. Lennep, Het leven van Mr. J. v. L. (2 dln. 1909; met zeer uitvoerige registers en bibliographie); N. Beets, in Jaarb. d. Kon. Akad. v. Wetensch. (1868); H. Vissink, Scott and his influence in the Dutch lit. (1922); Ger. Brom, Romantiek en Katholicisme (1 1926); Daniels, in Van Onzen Tijd (XVIII). Piet Visser.

< >