(Lodewijk), Hongaarsch staatsman en publicist, aanvoerder van de Hong. omwenteling in 1848. * 19 Sept. 1802 te Monok (comitaat Zemplén), ✝ 20 Maart 1894 te Turijn. In verschillende dagbladen, o.a. in de Pesti Hirlap, uitte hij radicale denkbeelden op politiek en religieus gebied; toen hij in 1847 door het comitaat Boedapest als afgevaardigde in den Landdag gekozen werd, plaatste hij zich aanstonds aan het hoofd van de oppositie. Hij eischte een afzonderlijke regeering voor Hongarije en een verantwoordelijk ministerie binnen de grenzen des lands gevestigd.
In het eerste Hong. kabinet van graaf L. Batthyany (17 Maart Sept. 1848) fungeerde hij als minister van Financiën en oefende een beslissenden invloed uit op de totstandkoming van de Grondwet van 1848. Als voorzitter van de revolutionnaire commissie tot verdediging des lands, die na het aftreden van Batthyany de zaken leidde, organiseerde hij het verzet tegen de Zuid-Slavische beweging en tegen het Oostenrijksch bewind.
Elf maanden was hij werkelijk de heerscher in Hongarije, doch vond een persoonlijken tegenstrever in Görgei, opperbevelhebber van het leger en voorstander van het behoud der Habsburgsche vorsten. Na de nederlaag der opstandelingen (1849) moest K. naar Turkije vluchten. 45 jaar leefde hij als banneling, achtereenvolgens in Engeland, in de Ver. Staten, en opnieuw in Engeland, waar hij met Mazzini in betrekking stond.
Onder Garibaldi streed hij met een Hong. legioen in den Ital. oorlog van 1859; hij bleef zijn revolutionnaire pogingen tot zijn dood toe voortzetten.Werken: Verzamelde geschriften (Gedenkschriften, brieven, redevoeringen, parlementaire werkzaamheden, 12 dln. tot 1933 verschenen).
Lit. : Somogyi, Ludwig K. (1894); A. Vigevano, La legione ungherese in Italia (Rome 1924); E. Kastner, Mazzini e K. Lettere e documenti inediti (Florence 1929). Lousse