(Labyrinthici), een groep der beenvisschen, bewonen het zoetwater der tropische streken van Afrika en Azië. Zij bezitten boven de kieuwholte een luchthoudende kamer, waarin bloedrijke huidplooien uitsteken; deze kunnen zeer talrijk en zeer samengesteld gegroepeerd zijn. Groote, getande schubben bedekken het lichaam, den kop en de keelhuid.
Tot de l. behoort de fam. der klimvisschen (Anabantidae), waartoe de → klimbaars behoort. Verder de fam. der goerami’s (Osphromenidae) met een sterk verlengden eersten straal der buikvinnen; hiertoe behooren een aantal van de bekendste en het eerst ingevoerde tropische siervisschen, o.a. de paradijsvisschen of grootvinnigen (Macropodus); verder de strijdvisschen (Betta), bij welke de strijdlust der mannetjes in den paartijd bijzonder ontwikkeld is; ook behoort hiertoe de snoekenkop (Luciocephalus pulcher Gray) met een zeer grooten bek. Keer