(electrotechniek). In den regel is voor een kwikdampboog een kathode met thermionische emissie vereischt. Echter kan ook een vloeibaar kwikoppervlak stroomen van vele ampères uitzenden.
Men onderscheidt lageen hoogedrukbogen. Lage-drukbogen (dampdruk < 1 mm) treden op in kwikdampgelijkrichters (zie ook → Gelijkrichters). De hooge-drukbogen (Küch en Retsjinskij 1905) onderscheiden zich door de contractie, d.w.z. doordat de ontladingsbaan een veel kleinere doorsnede heeft dan de ontladingsbuis.
In de ontladingsbaan is de temperatuur zeer hoog (6 000 7 000 °C).Men mag aannemen, dat de ionen en electronen aldaar door thermische → ionisatie worden gevormd. Technisch belangrijk is het lichtrendement (lumens/watt). Het is gebleken, dat dit hoofdzakelijk afhangt van de per cm ontladingsbaan verbruikte energie. Men vindt bijv.:
Watt/cm 10 20 30 40 50 Lumens/watt 17 30 40 45 50 Toepassing vindt de k. in de kwikdamplamp voor straaten pleinverlichting. Lampen van 250 watt (5 000 lumen) zijn een gangbare eenheid. Ook grootere typen komen voor. De oppervlakte-helderheid is circa 200 kaarsen per cm2. Verdere toepassing vindt de k. als kwartskwiklamp voor medische toepassingen (kunstmatige hoogtezon). Hierbij is de buiswand van kwarts, dat de krachtige ultraviolette stralen doorlaat. Hiervan kan een deel door geëigende filters weer worden tegengehouden.
In den laatsten tijd is het gelukt de k. te laten branden bij drukken van 100 tot 300 atmospheren. In dit geval is de buis (kwarts) een dikwandige capillair (bijvoorbeeld 1 à 2 mm inwendige, 3-6 mm uitwendige diameter). De spanning bedraagt in dit geval 500-1000 V per cm buislengte, de stroom 1 à 1,5 A. De niet-gestraalde energie wordt door waterkoeling afgevoerd. Bij kleinere vermogens kan luchtkoeling worden toegepast of kunstmatige koeling achterwege blijven. In dit geval is ook de druk lager.
Deze „superhoogedruk”-ontlading onderscheidt zich door groote oppervlakte-helderheid (tot 180 000 kaarsen /cm2, even groot of zelfs grooter dan die van de zon voor een aardschen waarnemer). Het spectrum onderscheidt zich van dat van een gewone kwiklamp door de aanwezigheid van een continu spectrum, waardoor het licht vooral rijker is aan rood.
Lit.: W. Elenbaas, C. Bol, W. de Groot, in De Ingenieur (50e dl., afd. Electrot., 1935, 83-94). W. de Groot