Tijdens de Christelijke Oudheid wordt het koor in kerken omsloten door een lage afsluiting (bijv. Sint-Clemenskerk te Rome). → Cancellus. Ook de Romaansche kerkbouw kende zulke lage steenen of metalen afsluitingen.
Van de 13e eeuw af komt het hoogere koorhek in voege. Indien een → doksaal zich tusschen het koor en den beuk bevindt, wordt haar onderstel met het koorhek verbonden. In de kerken met kooromgang wordt het koorhek achter de koorbanken vervangen door een muur, waarop beeldhouwwerk voorkomt.
In de 15e en 16e eeuw zijn de koorhekken meestal uit hout met koperen onderdeden (zuiltjes): bijv. het bekende koorhek der Sint-Bavokerk te Haarlem. De Renaissance en Barok passen de Klassieke orden op het koorhek toe. In de 17e eeuw komen vele koorhekken in marmer voor; de zeer doorzichtige koorhekken in het midden der 18e eeuw zijn uit smeedijzer vervaardigd.
V. Herck