Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kock

betekenis & definitie

1° Charles Paul de, Fransch romanen tooneelschrijver van wufte strekking, zoon van een uitgeweken Hollandsch bankier. * 21 Mei 1794 te Passy, ✝ 29 Aug. 1871 te Parijs. Vroeger veel gelezen schrijver van gekruide, vaak ook plat-gemeene schilderingen van de „bourgeois”-milieu’s, in erbarmelijk armen stijl.

Voorn. werken:Gustave le mauvais sujet(1821); Mon voisin Raymond (1822); Monsieur Dupont (1824); La Pucelle de Belle-Ville (1834); Un jeune homme charmant (1839); l'Homme aux trois culottes (1841); Un Homme a marier (1843); Un bal dans le grand monde (1845); La Fille aux trois jupons (1861). Streng voorbehouden lectuur. Willemyns.

2° Hendrik Merkus, baron de, Ned. militair. * 25 Mei 1779 te Heusden, ✝ 12 April 1845 te Den Haag. Maakte, na verschillende militaire en civiele betrekkingen in Ned.-Indië bekleed te hebben en o.a. in 1826 waarnemend gouverneur-generaal te zijn geweest, als legercommandant in 1830 door de gevangenneming van Diponegoro, den Javaanschen leider, een einde aan den Java-oorlog. Olthof.
3° Theodorus de, apostolisch provicaris der Hollandsche Zending. * 29 Oct. 1650 te Utrecht, ✝ 20 Jan. 1720 te Rome. Zoon van Adrianus de K. en Maria van Scholbergen; deed de humaniora te Utrecht en te Emmerik (college der Jezuïeten), studeerde korten tijd te Utrecht in de rechten, daama theologie te Leuven en te Rome (College der Propaganda), werd Oct. 1675 te Rome priester gewijd, was 16761679 kapelaan, vervolgens pastoor te Leiden, reisde 1688 op verzoek van de leden van het Haarl. kapittel en het Utr. vicariaat, vooral van zijn Leidschen collega F. van Heussen, naar Rome en ijverde daar in verstandhouding met bekende Fransche Jansenisten (o.a. Quesnel) met succes voor de benoeming van P. Codde tot apost. vicaris. Sedert diens benoeming verloor K. echter gaandeweg zijn sympathie voor beginselen en praktijken van Codde c.s. In 1694 lichtte hij, daartoe uitgenoodigd, de Congr. der Propaganda in over den toestand der Zending; sedert behoort hij tot de uitgesproken bestrijders van het Jansenisme en scheidt een steeds diepere kloof hem van Codde c.s. Codde, 1699 naar Rome ontboden, met last K. tot zijn provicaris te benoemen, droeg bij zijn lang verschoven vertrek (1700) het bewind over aan vertegenwoordigers van kapittel en vicariaat, wat hem te Rome zeer kwalijk genomen werd. Den 13en Mei 1702 werd Codde geschorst en K. tot apost. provicaris benoemd. Aanvankelijk weigerde de groote meerderheid der seculiere priesters dezen te gehoorzamen. Intrigues van Codde’s partij bij de Staten van Holland leidden tot de resolutie van 25 Mei 1703, die K. alle ambtsuitoefening belette. Deze vluchtte naar Emmerik, waar hij zich vestigde in het college der Jezuïeten en met den pauselijken nuntius te Keulen de Holl. Zending trachtte te besturen. Ten behoeve van G. Potcamp, 30 Sept. 1705 benoemd tot apost. vicaris, deed hij op Rome’s wensch afstand. Hij verbleef de eerste maanden van 1706 bij den Keulschen nuntius en vestigde zich daarna voorgoed te Rome. Hij ontving enkele beneficiën en werd tot geheim kamerheer benoemd. Te Rome heeft hij tal van geschriften opgesteld en gedeeltelijk uitgegeven, meest in betrekking tot de troebelen in de Holl. Zending en zijn eigen rol daarin, maar deels ook van ascetische of theologische strekking, o.a. een leerboek der moraaltheologie. Zijn houding vóór 1694 en zijn omkeer daarna zijn zeer verschillend beoordeeld en inderdaad is zijn plaats tusschen de partijen een tijdlang niet duidelijk; ook kunnen persoonlijke grieven op zijn omkeer invloed geoefend hebben, maar zijn evolutie is psychologisch geheel verklaarbaar: de overgroote meerderheid van seculiere priesters heeft met of kort na hem denzelfden tweestrijd en dezelfde koersverandering doorgemaakt. Zie ook → Codde; Holl. Zending; Oud-Katholieken (in Nederland).

Lit.: Janssen, in Nw. Ned. Biogr. Wbk. (IV, 438) en de uitvoerige opgaven aldaar. Rogier.

< >