Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kjökkenmöddinger

betekenis & definitie

(Deensch, = keukenafval) is een vakterm, waarmee praehistorische cultuurlagen aangeduid worden, die uit mossel- en oesterschelpen bestaan, vermengd met vischgraten, dierknoken, werktuigen uit vuursteen, been en hoorn, scherven, houtskool en steenen van haardvloeren. Onder de gebruiksvoorwerpen zijn bijzonder merkwaardig de kleine ongepolijste bijl met smallen kop en breede snede, karakteristiek voor de Campigniencultuur („tranchet”), en een soort onversierde kookpot met S-vormig profiel en spitsen bodem. Graven heeft men ook ontdekt, waarin de lijken uitgestrekt of gehurkt waren neergelegd, bij uitzondering door steenen omringd.

Deze cultuurlagen zijn zeer uitgestrekt en 1 tot 2 m dik. Ze liggen bij de kust of lagen er eertijds bij en schijnen de nalatenschap te zijn van een visschersbevolking uit het vroeg-Neolithicum. Men treft ze niet alleen aan op de kusten van Denemarken, waar Ertebölle één der belangrijkste nederzettingen is geweest, maar ook op de kusten van N.W. en Z.

Frankrijk, Portugal, Ierland en Sardinië.Lit.: Déchelette, Manuel d’Archéol. Préh. Celt. et Gallo-Rom. (I 1908, 322 vlg.); Ebert, Reallex. der Yorgesch. (IX 1927, Nordischer Kreis). R. de Maeyer

< >