Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kerkleeraar

betekenis & definitie

(doctor ecclesiae). Deze titel wordt slechts aan diegenen geschonken, welke aan de vier volgende vereischten voldoen: heiligheid des levens, zuiverheid in de leer, groote geleerdheid, uitdrukkelijke verklaring door de Kerk. Door deze verklaring erkent de Kerk natuurlijk, dat de andere drie vereischten aanwezig zijn.

Zoo’n verklaring had voor het eerst plaats in 1295, toen Bonifatius VIII den titel schonk aan Ambrosius, Augustinus, Gregorius den Grooten en Hieronymus. Behalve deze vier zijn nog K. verklaard: Albertus Magnus, Alfonsus, Anselmus, Athanasius, Basilius, Beda, Bellarminus, Bernardus, Bonaventura, Cyrillus van Alexandrië, Cyrillus van Jerusalem, Ephrem, Franciscus van Sales, Gregorius van Nazianze, Hilarius van Poitiers, Isidorus van Sevilla, Joannes Chrysostomus, Joannes Damascenus, Joannes van het Kruis, Leo de Groote, Petrus Canisius, Petrus Chrysologus, Petrus Damiani, Thomas van Aquino. Vgl. → Kerkelijke schrijvers; Kerkvader. Franses In de Christelijke iconographie worden de vier Westersche K.

Ambrosius, Augustinus, Hiëronymus en Gregorius de Groote niet zelden in verband met de vier Evangelisten behandeld (o.a. door Giotto te Ravenna). Masaccio (S. Clemente te Rome), Raffael (Disputa) en Correggio namen ze tot onderwerp van hun kunstwerken.

Soms geeft men ze zelfs de symbolen der Evangelisten naast zich (Sacchi in het Louvre te Parijs); in het Noordelijk portaal van de kathedraal van Beauvais nemen zij een plaats in naast de Evangelisten. Verder staan ze aan den triomfwagen van Christus (Titiaan), treden op als getuigen bij Maria’s kroning (Da Murano) of voor haar Onbevlekte Ontvangenis (Dosso Dossi); verder mogen genoemd werken van Moretto, Michael Pacher (München), Riemenschneider (Karlstadt), Rubens (Londen), welke laatste naast hen de Oostersche K. plaatst (Gotha).

In het Oosten werden de K.

Basilius, Chrysostomus, Gregorius van Nazianze en Athanasius in het priesterkoor in verband met de zgn. „Goddelijke Liturgie” aangebracht; eerst later ontstaan afzonderlijke paneelschilderingen (Rome, Museo cristiano), mozaïeken (S. Marco te Venetië). PGerlachus.Lit.: K. Künstle, Ikonogr. der Heiligen (1926).

Kerklinnen, alg.: linnen voor kerkelijk gebruik; bijz.: dat wat gewijd moet worden voor het gebruik.

< >