Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Keper

betekenis & definitie

1° (textiel) bindingswijze bij het weven; geeft steviger aangesloten geheel dan linnen binding. De bindingspunten sluiten in schuine rijen aaneen. In k. is groote variatie mogelijk.

De eenvoudigste k. kan met drie schachten geweven worden. Men noemt k. kettingkeper, indien op de voorzijde het meest van den ketting te zien komt; inslagkeper, indien het meest van den inslag te zien komt. Verder onderscheidt men dubbele o. gelijkzijdige k., steile en vlakke k. en sierkeper.

Bij de laatste zijn allerlei variaties mogelijk. J. Ruiten.2° (Heraldiek) Figuur in den vorm van een geopenden passer, bestaande uit een rechteren een linkerschuinbalk, met den top naar boven (vgl. den keper van een dakconstructie). „Omgekeerd” beet de k., als de beenen uitkomen in de bovenhoeken, en de top naar onderen gericht is. → Heraldiek.
E. van Nispen tot Sevenaer.