Militair-bouwkundige term als samenvatting van alles, wat betrekking heeft op het onderbrengen van troepen in permanente militaire verblijven, zgn. kazernes of kazernementen [kazerne, Lat. quaterna (quatuor = vier), nl. verblijf voor vier man; oorspr. een schuilplaats op den wal voor de elkaar afwisselende wachten]. Reeds bij de Grieken en Byzantijnen bestonden gebouwen, welke uitsluitend tot huisvesting van soldaten waren bestemd. Uit den Romeinschen tijd bestaan nog overblijfselen van kazernegebouwen voor legerplaatsen, zooals de ruïnes van de gladiatorenkazerne te Pompeji, van de kazerne te Otricoli bij Napels, van de Castra Urbana te Rome, e.d.
De ontwikkeling van den tegenwoordigen kazernebouw dateert van het einde der 17e eeuw. Vauban gaf daartoe den stoot ter uitvoering van het decreet van 17 Maart 1685, waarbij Lodewijk XIV bepaalde, dat de infanterie in kazernes moest worden gehuisvest. De Vauban’sche kazernes waren berekend op massa-legering, waarbij vaak een geheel regiment werd ondergebracht in één groot massaal gebouw, dat behalve voor logies en soms voor stalling lokaliteiten bevatte voor bureelen, verpleging, onderwijs, enz.: het zgn. geconcentreerde stelsel van kazemeering. Zij waren ófwel van het lineaire type, ófwel van het vierkante type met gesloten binnenplaats. De in Nederl. tot ong. 1870 gebouwde kazernes zijn doorgaans volgens Vauban, meestal van het vierkante type; zuiver lineair is de 1810-’12 gebouwde Oranje-Nassaukazerne te Amsterdam. De Ned. kazernes van korten tijd na 1870 bestaan veelal (in navolging van het buitenland) uit een lineair hoofdgebouw met aangebouwde lagere vleugels (o.a. de Chassé-kazerne te Breda 1896).
De aan het geconcentreerde stelsel verbonden hygiënische nadeelen deden streven naar kazernebouw, waarbij de troepenverblijven door het onderbrengen in afzonderlijke gebouwen van de overige dienstgebouwen waren gescheiden: het zgn. verspreide of paviljoenstelsel. Een overgang naar den paviljoenbouw vormen de in 1907 te Ede gebouwde kazernementen voor de bereden wapens, waarbij de batterijen en eskadrons zijn gehuisvest in logiesgebouwen van den H-vorm, met in het middengedeelte wacht- en arrestantenlokalen, enz. Ned. voorbeelden van kazernes volgens het paviljoenstelsel zijn de in 1910 en volgende jaren gebouwde kazernes voor de cavalerie te Breda en Tilburg, genietroepen te Utrecht en de infanterie te Harderwijk, Venlo, Den Bosch (thans wielrijders) en Maastricht; de logiespaviljoens zijn meestal elk voor 2 compagnieën, soms elk voor 1 compagnie of eskadron. De logiespaviljoens van de in aanbouw zijnde kazernes voor de bereden wapens te Den Haag zijn elk ontworpen voor één eskadron of batterij.
Zoowel bij het geconcentreerde als bij het verspreide stelsel treft men met betrekking tot de indeeling van de gebouwen zoowel het ➝ blokstelsel als het corridorstelsel aan.
Afzonderlijke vermelding verdienen de zgn. bomvrije kazernes in verdedigingswerken (➝ Bomvrij) en de Ned. marechausseekazernes, welke laatste naast een dienstgedeelte o.a. woningen voor gehuwden bevatten.
Lit.: Venker, Overzicht van de mil. bouwkunde (1920); W. H. Schukking, De hist. ontwikkeling v. d. kazernebouw, in: Mil. Spectator (1933). Marlet.
België onderging eveneens, en begrijpelijkerwijze zelfs vroeger dan Nederland, den invloed van Vauban. Kazernes van het vierkant type vindt men thans nog in de oude vestingen, o.m. te Diest, Dendermonde.
Omstreeks 1850 werd overgegaan tot den aanbouw van kazernes van het geconcentreerd type in U-vorm met binnenplaats voor het hoofdgebouw en twee vooruitspringende zijgebouwen met verschillende verdiepingen. Alleen het frontgebouw bleef laag om het zicht op den voorgevel van het hoofdgebouw niet te belemmeren. Een voorbeeld hiervan is de kazerne van het Kasteeltje te Brussel. De kazernes van de versterkte plaatsen zijn van hetzelfde type doch bomvrij (dak met aarde bedekt). Dit is het geval met de kazernes van de Antwerpsche Stadswallen, die gebouwd werden volgens de plannen van ➝ Brialmont. Later werd meer aandacht geschonken aan de architectonische waarde van het frontgebouw. Vanaf het begin dezer eeuw is men evenwel tot het blokstelsel overgegaan en werden kazernes voor afzonderlijke bataljons of escadrons gebouwd, zooals de kazerne van Laken (1902) en de Grenadierskazerne te Brussel (1910).
V. Coppenolle.